Want hoewel de verhalen over de gebeurtenis zelf ontegenzeggelijk waar zijn, kennen we natuurlijk niet de verhalen van degenen die bij de uitbarsting omkwamen. In de loop der eeuwen, naarmate de ramp tot de verbeelding van het publiek en de wetenschap bleef spreken, zijn de verhalen en levens van de slachtoffers gereconstrueerd, ingevuld, aangedikt en opgeblazen totdat ze niet meer dan schimmige mythes waren van mensen die in werkelijkheid zo niet bestonden.
In de dertig jaar dat ik als archeoloog in Pompeï actief ben, is dat iets dat me altijd dwars heeft gezeten en dat ik graag recht wilde zetten. Deze droom kon vorig jaar eindelijk worden verwezenlijkt toen – in het kader van het zeer ambitieuze Great Pompeii Project (een poging om heel Pompeï te herstellen) – de archeologische toezichthouder voor Pompeï, Herculaneum en Stabia het Pompeii Cast Restoration Project introduceerde, waarbij 86 gipsafgietsels werden gerestaureerd die archeoloog Giuseppe Fiorelli oorspronkelijk in 1863 had gemaakt.
Fiorelli was bezig om Pompeï uit te graven toen hij zich realiseerde dat de lagen puimsteen en as als isoleerlaag hadden gefunctioneerd – ze hadden de lichamen van de slachtoffers omsloten en waren vervolgens uitgehard. Daardoor bleven ze intact terwijl de lichamen erin vergingen. Door gips te gieten in de holtes die waren overgebleven – en die nu alleen nog botten bevatten – kon Fiorelli perfecte afgietsels creëren van de lichamen in de positie waarin ze zich op het moment van overlijden bevonden.
Doordat de afgietsels in de 150 jaar nadien onvermijdelijkerwijs achteruit zijn gegaan, hebben experts die aan het project meewerkten maandenlang gewerkt aan het nauwkeurig herstellen ervan. Vervolgens werden de afgietsels voorzichtig op speciale stretchers van het uitgestrekte restauratieterrein afgedragen en naar een provisorische onderzoekstent gebracht. Daarin stonden dr. Giovanni Babino – een gekwalificeerd radioloog – en een ‘16-slice’ SpA Healthcare CT-scanner van Philips klaar om de afgietsels te scannen.
Dat was een ingrijpende gebeurtenis, zowel voor mij persoonlijk als voor de archeologie in algemene zin. Hiervoor waren alle botten die voor onderzoek beschikbaar waren in slechte staat: bij de eerste opgravingen waren ze beschadigd door overenthousiaste opgravers, later werden ze aan verwaarlozing onderhevig. Sommige botten werden zelfs als illustratiemateriaal aan bezoekende hoogwaardigheidsbekleders gegeven, waarna ze in grote, lukrake hopen in een magazijn terecht kwamen. Derhalve was mijn onderzoek veelal gebaseerd op groepen botten – linker en rechter bekkenhelften, linker en rechter dijbenen – in plaats van op individuele skeletten. Hoewel hiermee wel statistisch onderzoek naar leeftijd op moment van overlijden, geslacht, algehele gezondheid, ziektegeschiedenis en populatiekarakteristieken van elk botmonster mogelijk was, kon ik – voordat de afgietsels gescand werden – mijn aannames hierover niet verifiëren en kon ik geen completer beeld construeren.